EENE DORPSGESCHIEDENIS. 45 „Goed gezien," zeiden de stedelingen. De land- bouwer kent de zaken van nabij zegt de Regering en zulk een adres zal dus indruk maken." Nog denzelfden avond gingen de heeren aan 't werk en drie dagen later lag het adres ter teeke- ning gereed. De schoolmeester had het overgeschre ven zoo netjesdat men huiverig was er zijn naam onder te zetten; de stijl liet niets te wenschen over, en de inhoud! het wemelde van voorbeelden, cijfers en aanhalingen, waaruit op do onwederleg- baarste wijze bleekdat er drie millioen drie maal honderd duizend menschen duur leefdenalleen om dat de boeren liever Engelsche dan Ilollandsche magen vulden. Het eindigde met de aandoenlijke zinsnede: „weshalve wij u, mijne heeren, smeeken, „ja bezweren door eene wet een einde te maken „aan dien invretenden kanker, die oorzaak van pau- perisme en zedebederf, waardoor niet onze oogst „en onze veestapel maar onze welvaart zelve voor goed wordt weggevoerd." Do Burgemeester teekende het eerst. Hem volgden de chirurgijn, de schoolmeester, de metselaar, Den ker, de heeren uit de stad en eenige landbouwers, die pachters van Denker waren enzoo zij hem al durfden weigeren overgehaald werden door den mooijen stijl en de gedachte dat hun naam onder de oogen der heeren zou komen. Alles ging evenwel in 't geheim want men wilde de zaak eerst in zee zendenvóór men van Rijn en andere uitvoerders er van verwittigde. Dat was wel zoo veilig. Toen alles echter in orde was en de schoolmees-

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1855 | | pagina 85