EENE DORPSGESCHIEDENIS. 47 „Zoo, zoo en wie heeft dat gemaakt? zeker mijne „vrienden niet." „Dat heeft Denker niet gezegd maar wel weet ikdat de burgemeester en de chirurgijn ook ge- teekend hebben." „De burgemeester is een kwast," zei van Rijn knorrig maar hij bedacht op eens dat hij lid van den raad was en hij dus het allerminst den eer bied voor de overheid uit het oog mogt verliezen daarom hervatte hij terstond: „de burgemeester is een oud man en de chirurgijn weet van geen land- bouw. Waar bemoeit die kerel zich al medeik „kom immers nooit tusschen beiden als hij er een bloedzuigers wil zetten Maar Klaas wat kan u nu de Hooge Overheid „wel doen?" vroeg vrouw van Rijn, bekommerd over het lot, dat haar man welligt wachtte. Wat zij mij daarvoor doen kan wel ik denk niets. Zij kan mij toch niet beletten dat ik mijne koeijen verkoop aan hendie het meeste geld ei voor geven." Ja maar vader, de Kamer maakt de wetten die zij goed vindt en als zij nu eens zulk eene wet zamenstelde, waarbij het u verboden werd uit te „voeren, dan hadt gij die vrijheid niet meer." Een bewijs jongen hoe noodzakelijk het is dat „wij bij de verkiezingen niet t' huis blijven, zooals „er zoo velen zijn, die zeggen, dat het er niet op aankomt of Jan of Piet in den Haag staat te pra- ten. Wij moeten mannen hebbendie de zaken kennen en begrijpen.'

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1855 | | pagina 87