50 EENE DORPSGESCHIEDENIS. „bewijst ge mij dat de uitvoer naar de stad voor- deelig is ook voor ons omdat landbouw en vee- teelt op grooter schaal worden uitgeoefend en het „vee en de oogst daardoor in prijs daalt, terwijl bovendien de daglooners meer werk vindenen nu wilt ge mij terstond daarop bewijzen dat dit niet het geval zal zijn wanneer die uitvoer naar 't buitenland geschiedt!" „Ja, maar mijn vriend de voordeelen die uit den „handel er van voortvloeijen, komen nu allen in de „zak van de Engelschen.'' „En niet in dien der boeren?" Voor een gedeelte slechtsmaar nu worden de koeijen en het graan slechts eens verkochten „wanneer zij in 't land blijven, verscheidene ma- len in haar geheel of bij gedeelten." „Kom, kom, burgemeester, gij wilt mij toch niet „wijs maken, dat het een land rijker zou maken, als men ecne zaak driemaal in plaats van eens ver- kocht? Dan moest de koning maar eene wet uit vaardigen, waarbij alle verkoop inliet groot ver- boden werd." „Het voorstel is te mal om over te spreken, bur gemeester," zeide Denkeu nu, „mij dunkt, wij „moesten maar dadelijk er over stemmen." „Dat behoeft niet," hervatte van Rijn, „want „ik trek het al in, maar als er ooit eene wet komt „die den uitvoer naar 't buitenland belet, dan sta „ik er voor in, dat zij gevolgd zal worden door eene, die den uitvoer naar de stad tegen gaat." Daarmede liep de vergadering ten eindemaar

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1855 | | pagina 90