VREDE OORLOG.
59
Heb ik met dit enkel woord de opportuniteit van
mijne beschouwingen willen aangeven, ik heb nog
eene andere reden om met Jean Paul van gevoelen
te verschillenwanneer hij zegttegen den oorlog
„te schrijven heet evenveel, als in gedrukte boeken
,,te razen op harde winters of op de erfzonde," en
deze bijdrage juist in dit jaarboekje te doen opne
men. Sommige onzer gewestgenoten spreken met
vuur den oorlogstijd voor, omdat zij, gedachtig aan
de jaren 1830 en later, toen er in onze streken eene
zekere welvaart heerschte, welke ons nu dreigt te
verlaten, van meening zijn, dat hij altijd en overal
eene gelijke uitkomst heeft. Maar zij vergetendat
het voordeel van sommigen van luttel beteekenis is,
in verhouding tot het nadeel van het algemeen, zoo
mede dat de tegenwoordige mindere welvaart van ons
dierbaar district aan geheel andere oorzaken moet
toegeschreven worden. Mijn doel is hen althans
van de eerste dwaling terug te brengenmag ik
daarin slagen, ik zal rijkelijk beloond zijn voor de
vervulling van een pligtdie de oorzaak weg
gecijferd bijkans aangenaam mogt heeten. Doch
ter zake.
Nooit heb ik mij kunnen voorstellen dat Hij, die
deze wereld en hare bewoners geschapen heeft, vrede
kon hebben met de rampzalige gewoonte der men-
schen, om elkaar weêr zoo spoedig mogelijk te
vernietigen. De kalme en vredelievende natuur, die
treffende openbaring van Gods voorzienigheid, spreekt
mij van een geheel anderen toestand dan dien van oor
log. Tusschen haar en de maatschappij in krijgsge-