76
EENE VERTELLING.
Daar bad ze om krachten, dat ook zij
Zich trouw betoonen rnogt,
Zoo immermeer om Jezus' naam
Werd ook haar bloed gezocht!
Zij vlugt, terwijl de booswicht vloekt
En zweert in laaijen nijd
Dat hij zich bloedig wreken zal
En tandeknarst van spijt.
Naauw had een nieuwe dageraad
Nog de oosterkim gekleurd
Toen 't Christen-meisje, al opgespoord,
Ter vierschaar werd gesleurd.
't Gewetenloos verspiedren tal,
Op Victor's goud belust,
Had in haar' rusteloozen nacht,
Te geener wijl gerust.
Zoo drong de booswicht, door een drom
Van dienaars vergezeld
Tot Margaretha's woning in.
Haar vonnis was geveld.
„Nu zijt gij onze, die 't gebod
Des keizersopenbaar
Vertreden en trotseren kondt
„Wie redt nu uit gevaar?
„Nu leer dan wat gij hebt bestaan,
Gij Christen hellewicht
„„Geen Christen leev'!" is Caesars wil,
„Zoo straffe ook u 't gcrigt,