voorrede;
Getocslgcnooten
Ten derden, en zoo wij liopcnniet ten laatsten male komt
Cadsandbia tot ii, en tot allen, die ecnigcn prijs stellen op de
Geschiedenis van Zeeuwsch-Vlaanderen. Is deszelfs komst niet
al te tijdig, de oorzaak daarvan ligt in de onbeslistheid des uit
gevers, om een' arbeid voort te zetten, waaraan geene zoo alge-
meeuc ondersteuning ten deel valt, als wij meenden van onze
Gewestgenooten te kunnen verwachten. Mogt dit anders worden
en mogt uit grootere belangstelling in het letterkundig voort
brengsel van eigen bodem streelender aanmoediging voor uitgever
en verzamelaar geput worden I
Wat den inhoud van ons Jaarboekje betreft, daaromtrent
hebben wij weinig te berigten. Ditmaal zijn door ons een paar
verzen opgenomen van wijlen den verdienstelijken jongeling
An»:, de Ligny, in den bloei zijner jaren zijner familie, zijn'
geweste en der wetenschap ontvallen.
Het vers over het Sint Nicolaasfcest, dat, vergissen wij ons
niet, eene vrouwelijke vervaardigster verraadt, worde met toc-
mdheid en welgevallen gelezenen ook een voigend jaar
:nke ons de schrijfster de vruchten barer dichtoefening.