EENE VERTELLING.
„llek, bid ik, dan mijn aanzijn niet,
Zoo gij dat korten kunt
„Volbreng dan wat uw vorst u zegt,
Deez' beê slechts zij vergund
„Neen, eer doorboor' ditzelfde staal
Met de eigen hand mijn borst
Dan ik u 't leven schaden zou
Ter wille van dien vorst
„O krijgsman, wat is dan uw komst!
„Ga dan, ik bidde n, heen!"
Ik wil u redden wijl ik kan
„Dat is mijn doel alleen!"
Zie hierik ben een Christenvriend
Doe aan mijn opperkleed
Dan kunt gij veilig henen gaan
Thans dreigt niet 't minste leed I
„En gij, wat doet gij?" „Ik blijf hier
„En wordt voor mij vermoord?"
„Zijt gij ontvlugt, ik volg u dra,
„Deez' sleutel staaf mijn woord!"
Ze aanvaardt de kleeding en zij vlugt,
En spoedt zich ijlings voort
Vermomd in 's ridders opperkleed
En Felix sluit de poort.
Eu wacht in 't somber kerkerhol
Tot dat de nacht verschijn'.
Hoe was geheel zijn hart verblijd!
't Mogt nooit zoo zalig zijn!