RENE VERTELLING. Zoo sprak hij. En men sleurt hem heen Al martelenden ziet Met wellust hoe uit wonde aan wond, Een stroom van bloed ontvliet. Geen stervlingdie hem hulp verleent P Maar ziedaar komt de maagd Die hij verlost had van den dood, En thans haar leven waagt. „Laat af van hem! laat van hem af!" Maar 't woedend rot houdt aan. En wederom roept zij hun toe Niet hij ik heb misdaan Men grijpt ook haar al vloekende aan En spot met haar gebeên Waardoor ze Felix redden wil, En voert ze beiden heen. 't Is nacht, en van het firmament, Wil daar noch star noch maan Van achter 't zwarte wolkgordijn Een' blik op 't schouwspel slaan. Maar zieeen rij van toortsen brandt Daar gindsden nacht ten smaad Daar dringt het volk zich bij elkaar Daar wordt de gruweldaad Naar 't keizerlijk gebod volvoerd En 't offer daar gebragt Van liefde en eer en trouw eu pligt In 't uur van middernacht.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 122