IETS OVER EENE PLAATS. BIJZONDER!!. TE ZAAMSL. 85
toch was het ontdekt, dat dit zeemonster, in den
vroegen morgen van dien dag met het opkomend
water het Hellegat ingezwommenzich daar ter
plaatse in het naauw bevondof een tiental perso
nen zoo van het dorp als van het veer, aangevoerd
door zekeren Jan de Vos, kapitein bij de burger
wacht van Zaamslag, begaven zich in eene boot om
het na te jagen en naar eene zandplaat te verdrijven.
Toen zij hierin geslaagd waren en het water intus-
schen begon te ebben was het dier omstreeks den
middag geheel op het drooge geraakt, en had zich,
door het geweldig slaan met den staarteindelijk
zoodanig in het zand vastgezetdat men het zonder
gevaar kon naderen, ofschoon het, bij hetdooden,
uit zijne neus- of blaasgaten, met een vervaarlijk ge
raas nog eenen stroom van water en bloed tot eene
aanmerkelijke hoogte uitspoot. Van kant gemaakt
zijndebevond men zijne lengte tusschen de zes- en
zeven en twintig voeten; destaart was, van den eenen
tot den anderen hoek gemeten, zeven voet breed, ter
wijl de dikte van dit gediertehoewel niet gemeten
zijnde, echter eenigzins kan begroot worden uit de
opgaaf in de beschrijving, dat drie menschen nevens
elkander daarop staan konden toen het op zijde lag.
Zonder dat zij er aan dachten om iemand in de ge
legenheid te stellendit voor menigeen zoo vreemde
zeegedrocht te bezigtigenbegonnen nu de vangers
uit groote blijdschap over hun zoo wel afgeloopen
waagstuk en meer welligt nog over hunnen bekome-
nen buit, er lustig op in te hakken en het verbazend
dikke spek aan stukken te snijdenvan hetwelk zij