DE VERBETERING DER ZAAG. Mm. öe Ctgnt), (EENE LEGENDE). DOOR Wel kende 't menschdom reeds de zaag, Maar 't plankenzagen viel zoo zwaar, En een van 't hijgend zagerpaar Sprak zuchtend: ,,'t Gaat dan hitter traag!" Geen wonder was 't, in alle landen Had nog de zaag slechts regte tanden. De beide zagers zaagden voort En spraken weinig met elkaar; Alleen het zuchtend: „traag" en „zwaar" Werd tien- en honderdmaal gehoord; Maar hoe de booze mogt verzoeken, Men hoorde geen van heiden vloeken. De booze zwierf daar in het rond En juichte bij der zaagren klagt, En gaf op al hun woorden acht, Of niet een vloek ontviel hun mond, En blies hun wrevel aan van binnen, Om zieltjes voor de hel te winnen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 129