90 DE VERBETERING DER ZAAG. V 't Was 't middaguur. Ons paar verliet Den arbeid, voor een sober maal, Voor armen reeds een rijk onthaal. Zij zongen zaam een vrolijk lied En wreven vergenoegd de handen: De duivel stond te knarsetanden. Kortstondig was die woede maar Hij nam de neergeworpen zaag, „Mijn" roept hij juichend „zijn van daag De zielen van dat vrome paar. Hun laatste liedje is nu gezongen ,,'k Heb al de tanden scheef gewrongen!" Het tweetal komt en neemt weerom Een boom, en plaatst de zaag er voor, En 't snijdt er als van zeiven door Verbazing maakt hun lippen stom Zij heffen dankbaar 't oog naar boven Doch kunnen 't wonder naauw gelooven. Maar toen de grootste ontsteltenis Een weinig was voorbij gegaan, Vat een der zagers 't werktuig aan, En zietwat daarvan de oorzaak is En sedert wordt in alle landen De zaag gemaakt met schuine tanden. Dc duivel had zijn doel gemist En vlood zich-zelv' verdoemend heen. Ons bleef de zaag; de troost met een, Dat de allerfijnste duivlen list Niet slechts den vromen niet kan deren Maar hun ten goede eens zal verkeeren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 130