92 JANTJE VAN SLUIS Staats-Vlaanderen bevat. Die stad mag zich verhoo- vaardigen dat eindelijk iemand in haar midden is opgestaandie van dezen schat gebruik weet te maken, die reeds oorkonden heeft ontdekt, waar naar de grootste historiekundigen vruchteloos heb ben gezocht, en die een helder licht verspreiden over duistere punten in de geschiedenis van Vlaan- derens handel in de middeleeuwen. Maar hoeveel wel verdiende hulde Sluis zijnen bekwamen en ijve- rigen archivaris moge toebrengen, er bestaat vrees dat niet allen zullen gedachtig zijn dat de eerste en voornaamste pligt van den onderzoeker der his torie die is, van altijd de waarheid voor oogen te hebben, en menigeen ook liever zoude zien, dat de stadsrekening van 1424 verholen ware gebleven, en alzoo de legende van het monument ter gedach tenis van de wonderbare bewaring van Sluis in het jaar 1606 in haar geheel ware bewaard. Twintig jaren geleden betoogde een Belgisch Lit terator dat de legende van Boüdewijn den ijzeren, (Balduinus Ferreus, Baudocïn bras de /er) ten eenen- male valsch was, en dat, wel verre er van daan, dat Vlaanderens eerste graaf zijnen bijnaam zoude te danken hebben aan zijnen verbazenden moed en voorbeeldeloos stoute bedrijven dit eenvoudig weg daarvan daan komtdat Boüdewijn zijn verblijf hield bij de boorden van de rivier de Iser! Het betoog was zeer goed geschreven, het redeneerde goed, en men vond het mooi en aardig, maar ieder beklaagde het toch dat de fraaiste dichterlijke loo-

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 132