100 JANTJE VAN SLUIS
kenen harer opkomst, dat dan de minder rijke zich
verheuge in het behoud van het gedenkteeken ha
rer grootheid. Mag het beeld niet meer getuigen
van den trouwden moed en de vaderlandsliefde
der Sluizenarendan moet het getuigenis geven hoe
groot en aanzienlijk Sluis eenmaal is geweest, en hoe
de burgers schatten opofferden om die grootheid te
bewarenen de welvaart der stad te beschermen.
Wilde de geschiedenis dat het beeld in een opzigt
zoude worden verlaagd, dan heeft zij toegelaten
dat het verhoogd wierde in een anderen dat zoo
de Sluizenaren in eiken hamerslag van het beeld
zich moeten hooren toeroepen: „Waak en bid" zij
daarbij eene nog krachtiger stem moeten hooren
die hun toeroept: „wees eensgezind en werk."
AANTEEKENINGEN BIJ HET VOORGAANDE.
DOOR
J. H. VAN DALE.
Ia het Jaarboekje Cadsandria, voor 1855, heb ik eene
vergissing begaanwelke ik hier herstellen wil. Ik heb het al
daar laten voorkomen, alsof onze klokkemanJantje van
Sluis, het uur slaat. Dit is zoo niet: mijn zwak gezigt heeft
mij misleid. Zijne, met 'een' hamer gewapende hand, geeft
slechts eeuige toonen aan op eene der drie nevens hem geplaatste
klokken, die, met de overige toonen welke door andere hamers
op de gestelde klokjes worden voortgebragthet zoogenaamde
klokkenspel vormen, dat, vroeger nog al van eenige beteekenis
tegenwoordig naauwelijks dien naam dragen mag. Dat mijne