106 INSTORTING DER S. ELOOISKERK TE OOSTBURG. cn aanwijzing. Aanvankelijk meldde deze mij o. a. „Het is zeker, dat de instorting niet in 1632, maar „vóór den 10 November 1631 heeft plaats gehad. „Althans in het resolutieboek vind ik, dat in de „vergadering van den 10 November 1631 is goed- gevonden en geresolveerd, mits het vallen van den „kerktoren van Sint Eloyskerke te committeren den „heer baljuw, om te reizen naar den Haag, om 't zelve „te kennen te geven bij requeste aan Hunne Hoog „Mogenden, enz." Het voorgaande vond dan ook later volkomen be vestiging in een adres van burgemeester en schepe-' nen van Oostburg, dd°. 19 November 1631 aan den Prins van Oranje ingediend en waarbij Hoogstdes- zelf's gunstige ondersteuning wordt ingeroepen van het adres Hun H. M. aangeboden tot verkrijging van eene subsidie voor den opbouw van kerk en toren. Daarin toch wordt vermeld, dat de instorting ge schied is op den 4 November 1631. Zonderling is het, dat in de overige adressen en de verdere daar toe betrekkelijke stukken de juiste datum niet te vin den is. Het bovenstaande laat echter thans geen' twijfel aangaande de dagteekening der instorting meer over. J. H. van Dale.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 146