108
SINT NICOLAASFEEST.
Bij de lagchende tafreelen
Van het vrolijk, zorgloos spelen,
Somtijds wild en vol geraas
Mijner eerste kindsche jaren
Blijft mijn oog gevallig staren
Op het feest van Sint Niklaas.
Sint Niklaasdaglang te voren
Reeds verbeid met ongeduld
Dagdie kindren blijft bekoren
En met blijdschap nog vervult
Feestdagvol genot en vreugde
'k Voel nog hoe 't me als kind verheugde
't Uitzigt op hetgeen gij geeft
Maar ik voel ook nog het vreezen
In het kinderhart gerezen
Bij 't geheim dat u omzweeft
'k Hoor hetals zoo vele malen
Aangehoord, mij nog verhalen,
Hoe December's zesde dag
Jareneeuwen reeds voor dezen
Als de dag werd aangewezen
Waarop hij het daglicht zag,
Die een heiige werd geheeten
Om de deugd die hij bezat
Om den grooten liefdeschat
Dit vooral moest niet vergeten
Die hij steeds voor kindren had
O nog zit ik *t aan te hooren
't Oud verhaalmet open ooren
Maar in 't hart niet wel te moe,
Datwie zoet was en tevreden
Keure kreeg van heerlijkheden,
Maar wie stout wasslechts een roe