BRAND IN DE S. ELOOISKERK TE OOSTBURG, in den jare 1714. DE MOFFESCHANS. 135 denhoek der Nederlandend. 13, bi. 3, en wel iu de door ons bewerkte artikels van Zaamslag. 3) P. de la Rue in zijn Geletterd Zeeland van Hondius ge wagende zegtbl. 213 dat de buitenplaatsde Moffeschans de eigendom was van den burgemeester Johan Sf.klippins, bij wien Hondius inwoondeen dat laatstgenoemde zich daarop meestentijds ophield; terwijl Vrolikhert in zijn' Vlissingsche Kerkhemelop bl. 57 en 60, het doet voorkomen, als of die lusthof aan Hondius toebehoorde. De laatste drukt zich daar omtrent min naauwkeurig uitdaar Joiian Sf.klippins werke lijk de eigenaar was dochwijl deze aan zijnen vriend Hon dius het vrij gebruik dezer lustplaats had afgestaan mogt Hon dius die, een zeer bemiddeld man zijnde, niet weinig bijdroeg tot hare opluistering toch wel van rijnen hof spreken. De titel welken Hondius aan zijn werk gaf: Dapes inempiaehetwelk, letterlijk vertaald beteekeutongekochte geregtenkan daarvoor mede ten bewijze dienen. In van der Aa's Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden vindt men als dagteekening dezer ge beurtenis 18 Augustus 1714 aangegeven. Dezelfde vriendelijke liand, waaraan ik de juiste dagteekening van het instorten des torens in 1631 te danken heb, leverde mij het volgende: „Volgens het notulenboek van den magistraat alhier heeft de brand van den

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 175