J. AB ÜTREOHT DRESSELHUIS. liö dat van St. Joris of don kruisboog, met St. Joris kapelgesloopt bij het leggen dor nieuwe oostwallen achter het tegenwoordig gasthuis; dat van St. Se- bastiaan of den handboog, ligging onbekend; en dat van St. Barbara of het busschietershof, ten oosten van de vlasmarkt, zoo even aangewezen. Plet St. Jorisgilde was eigenaar der wallen en bezat boven dien uitgebreide landerijen. Plet hof en leen Groot ten Baerle lag buiten den noord wal, ter linkerzijde der noord halve maan. 't Klein, ten Baerle lag in beooster Eede, ten zuiden der schependomskreek. Voorts vond men twee vleeschhalleneene onder den „schepenhuse" een gebouw met toren en uurwerk en een aan de noordoost zijde van het burgtplein, in welks zuidwesthoek het wolhuis stond. De tiende schuur stond aan de weststraatO. L. V. parochie (oude stad). Het retorijhuis stond in de weststraat, kort bij sassenhoekc. Tuimelaarssteende gerigtplaats met de stegerië (schavot) was voor „het steen," de gevangenis, in den hoek der groote markt, aan de tuimelsteenstraat. Het landregt of ambtshuis is het tegenwoordige weeshuis. Het tolhuis stond waarschijnlijk bij de westpoort. De St. Joris kapel is boven aangewezen. De St. Ja cobs kapel stond met het graauw-zuster klooster in de kerk- en kloosterweide (oude stad) met grachten omringd, oost van 't fort „grooten dorst." Ten onregte worden het „grauwsusterhuse" en het blaauw bagynen klooster, kloosters genoemd: het

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 183