En hoovaardij in vlaand., in de XIV'. EEUW. 149 De hoovaardij was dus te zijnen tijde reeds tot zoo'n verbazenden trap gestegendat er naauwelijks (cume) iemand op aarde was, die een' ander, zijn naaste, voor zijn' gelijke hield. Beziet, zegt hij op eene andere plaats: Mannen ende wive cnde ai haer wcrke van clederen dien niwen snede nauwe geployt, ende daerloe mede wijt ende lancghevoedert wel met martelen ende met bonten vei. Elc wil doen als dander doet dat laken en can niet zijn so goet die ghemene mans wive willenl draghen. Die rike vrouwen maken groot behaghen an haer hooft ende op haer haer: vergouden spellen seven paer steken si op doeke van side die ghelu haer ghevlochlen wide horen caken recht als cornetten. Si scepen haer ansichte of blauckettcn als si sullen gaen ter feesten: het seinen bet ghehorndc beesten daer si comendan anders yct. Doch niet alleen de vrouwen, waarover in de laat ste der aangehaalde regelen voornamelijk sprake is, ook de mannen waren met hoogmoed en praclitzucht besmet Ende haer manne die sijn mede So sot, dat sijs hen volghen al. Die manne en connen haer selver niet nocht haer gout, langher slulen

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 189