KEUREN DER STAD AARDENBURG. 7 Niemene moet bier gheven in brulocliten; men hiesghtdaer men drinctwijn op 20 sch. Uit het voorgaande zien wij dusdat de brude- coraed. i. de bruidegom van elke bruiloft zijne gel delijke voordeelen trok. Het was dus zaak voor hem zich van de hoeveelheid en den aard der spijzen en dranken die er opgedischt werdente vergewissen. Ter bruiloft daar men wijn dronk, nam hij van eiken schotel, die bij den bruiloftsmaaltijd opgebragt werd 2 schellingen en waar men geen' wijn dronkdat is bij de mingegoedenslechts 1G grooten. Bier aan te bieden op eene bruiloft was verboden: daar men dronk, eischte men wijn. Gold het bovenstaande den poorters ook landlieden die binnen de stad bruiloft vierden, waren derzelfde keure onderworpen. Het was niet aan de willekeur des gastheers over gelaten welke orde hij in het aandienen der spijzen houden wilde. Eerst gaf men het brood daarop bood men den wijn aanen daarna ging men aan den maaltijd. Treffend is de overeenstemming die wij tusschen deze keure en de gewone wijs van tafelen in vroeger eeuw opmerken, zoo als ons die beschreven wordt in J. Bey- aerts' overzetting van het werk: Over de eigenschap pen der dingen van Bartholomeus van Glanvyle een' schrijver, die in de 14'° eeuw bloeide, het tijd perk, tot hetwelk wij onze keuren terugbrengen. Zoo zegt hij: „in het avondmaal worden do tafelen ge ordineerd en gespreid. Item, die lepelen en messen „(vorken gebruikte men destijds niet of zelden) en

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 47