VAN PIERRE DU MEAUX. 37 p den wier weduwen en weezen anders tot last van k de diaconie zouden komenbeaamde hij dit volko- >r men. Het bleek mij tlians dat hem dit geen ernst was geweest. Deze man mogt predikant heetenmaar op den i. titel van herder en leeraar kon hij geen aanspraak i- maken. Als hij des zondags namiddags het „amen ie had uitgesproken, dan was zijn dienstwerk voor de it geheele week afgeloopen, met uitzondering van vier i- of vijf wintermaandendat hij taliter qualiter twee uren in de week cathechisatiën hield. Hij verzuimde alzoo de helft der diensten van zijn ambtwaarvoor k hij betaald werd terwijl ikals bij tegenstelling n een groot deel mijner diensten zonder belooning moest verrigten. Nu was hij in die dagen zonderling ge- ij noeg, op eens een ijveraar voor het Zendeling-Ge- >- nootschap gewordenen terwijl hij het herderlijk werk in zijne gemeente verzuimde, was hij werk- e zaam voor de tegenvoeters. Men ziethij gaf een h ruime beteekenis aan het gebod om den naaste liet it te hebben. g Ik had den dominé na de mislukte onderhandeling d over de armenpraktijk nog niet gesproken. Op het ï- onverwachtst kwam hij mij met een bezoek vereeren c en hij betoonde zich daarbij allervriendelijkst. Dit g was mij zoo verrassend als aangenaammaar het bleek weldra dat hij met al die vriendelijkheid een n bijoogmerk had; na eenige inleiding kwam hij mij ;e met het verzoek aan om lid van het Zendeling-Ge- f- nootschap te worden. Alle respect voor het Zende- 1- ling-Genootschap maar charité bien ordonnée com-

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 77