40 UIT DE GEDENKSCHRIFTEN „een goed bestaan beeft opgeleverd, worden daarbij „ter overneming aangeboden." Ik liet die advertentie aan mijne vrouw lezen zonder iets te zeggen. „En gij zoudt zin hebben," zeide zijom op dat boerendorp te wonenwaar „weinig of geen conversatie is, en ik zou mijne ou- „ders moeten verlaten om naar eene plaatste gaan, „die acht maanden in het jaar ontoegankelijk is door „de slijk." „Zoo erg is het wel niet, vrouwtje! Bedenk dat „wat het zwaarste is, ook het zwaarste moet we- „gen. Yan conversatie kan men niet leven. Eene „kleine gemeente heeft dat voor, dat men er geen concurrent te duchten heeft." Gij laat u te gaauw ontmoedigen, Pierke! Uwe „praktijk is beter dan in de eerste twee jaren; wat gij thans hebtdaar kunt gij op rekenen, en gij krijgt „zachtjes meer en meer. Langzaam gaat zeker." „Wacht er op maar vast er niet naar, vrouwtje! „Te Mastland zou ik geroepen zijn en er dadelijk „alles hebben." „Ik zou er toch zoo tegen opzien om mijne ouders „en mijne geboorteplaats te verlaten." „Nog eens, vrouw! wat het zwaarste is moet het „zwaarste wegen." „Nu, het zij zoo! Als vader het ook goed vindt, dan heb ik er vrede medegij weet Pierre hij „raadt u altijd ten beste." „Accoord, vrouwtje lief!" en een kus bezegelde het verdrag.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 80