42 UIT DE GEDENKSCHRIFTEN na eenige dagen zou hij mij zijn gevoelen mede- deelen. Dit strookte niet met mijn ongeduld; ik vreesde daarenboven dat een ander mij te Mastland zon voor zijn, zoodat ik op mijn aanhouden verlof bekwam om 's anderendaags de beslissing te komen vernemen. Den volgenden dag ging ik met mijne vrouw naar de schoonouderlijke woning. Moeder keek bedrukt, vader had eene ernstige ik zou zeggen plegtstatige houding. Hij liet mij niet lang in het onzekere. „Ik „heb," zeide hij, „over de zaak gedacht, en ik ge- „loof ook dat gij beter op eene plaats zult wezen, „waar gij alleen zijt. Kwam het alleen opkundein „uw vak aan, dan zoudt gij met anderen kunnen „wedijveren; maar er is meer noodig in de burger- praktijk. Door uw driftig gestel en doordat gij uwe „loopbaan in de militaire dienst hebt begonnen, waar „gij aan uwe zieken slechts het noodige hadt voor „te schrijven of te verrigtenkomt gij veel te kort „in datgene, wat tot een wijzen en voorzigtigen om- „gang behoort, met allerlei soort van menschen, „wier vooroordeelen gij niet weet te ontzien, en wier dwaasheden en gebreken gij niet geduldig kunt ver- dragen." Ik wilde tegenspreken. „Genoeg," zeide hij, „wij „hebben die stoffe reeds zoo dikwijls behandeld, dat „wij slechts zouden herhalen wat daarover tusschen „ons zoo menigmaal is gezegd. Volg liever mijn' „raad, en als gij te Mastland mogt komen, wees daar „zoo kort van stof niet als uw zieken uw drankjes „te leelijk vinden of niet doen en laten wat gij hun

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 82