44 UIT DE GEDENKSCHRIFTEN bij eene eerste ontmoeting of' voorstelling zulk een air aannemenom te kunnen oordeelen onder welke rubriek mijnheer Petrus Abraham van der Zanden moest gerangschikt worden. Ik begaf mij vervolgens naar een' assessor, dien ik niet t'huis vondbij den tweeden trof' ik het gelukkiger, en ik kon met hem des te beter over mijne zaak sprekendaar hij tot de erfgenamen van den overleden chirurgijn behoo- rende, dadelijk het overnemen van het huis op het tapijt bragt. Mijn schoonvader had de advertentie goed begrepen. Wij gingen te zamen naar dit huis, dat slechts in eenige deelen gemoderniseerd behoefde te worden om er eene zeer logeabele woning van te maken. De erve was vrij grootik kon er aan mijne liefhebberij voor tuinbouw in voldoen, en mijne goede vrouw kon er naar hartelust hare geliefde bloe men in kweeken. De assessor en ik scheidden tevreden van elkander. Nu ging het op den dominé af. Hier viel mij een wezenlijk vriendelijke ontvangst te beurt. Ik werd in do huiskamer gelaten, kreeg een pijp enz. Z. W. Eerwaarde gaf mij alle mogelijke inlichtingen. Het getal armen dat ik te bedienen zou hebbenwas niet grootdoch met de hoop van hier schatten te vergaderen, moest een geneeskundige zich niet te zeer vleijen door het voorbeeld van den overledenendaar deze nooit kinderen had gehad en uiterst eenvoudig en zuinig had geleefd; terwijl hij daarenboven het hanteren van het scheermes onder het operatieve ge deelte van ons vak rekenende, nog een tak van bestaan had gehad, dien ik aan den barbier zou overlaten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 84