VAN PIERRE DU MEAUX.
45
Men had mij geraden den heer Duifhuis niet te
vergeten bij mijne bezoeken. Deze was hier onlangs
uit de stad gekomen om er van het overschot van
een verspild fortuin te leven. Hij scheen twaalf am
bachten en dertien ongelukken te hebben gehad. Thans
was hij hier een factotumlid van den gemeenteraad
en van den kerkeraad, kerkvoogd, lid van de plaat
selijke schoolcommissie, onder-brandmeester, zetter,
lid van de commissie van het fonds tot aanmoedi
ging en ondersteuning van de gewapende dienst in
Nederlanden president en secretaris van het lees
gezelschap. In zijne jeugd was hij ook student in
de geneeskunde geweest, en hij sprak mij dadelijk
over athenie en asthenieover Brown en de kina
over Sydenham en het opiumen ik stal zijn hart
toen ik met hem instemdedat de leer van Brous-
sais meer kwaad dan goed gedaan haden thans
had uitgediend.
Tehuis gekomenstelde ik er Mastland in het
fraaiste daglicht voor, en gaf hoog op'van liet huis
en den tuin en van het lieve huisgezin van den do-
miné. Om de waarheid te zeggen het was al het
mooije dat ik van de plaats kon vertellen. Ofschoon
moeder verlangde dat ik mij nog wat zou beraden
en nadere informatiën inwinnenstuurde ik dadelijk
mijn verzoek in zee, en niet lang daarna kreeg ik
de gewensclite aanstelling.
Ik stap over het afscheid van mijne familie en den
slommer van het verhuizen heên om den lezer te
berigten dat ik in het voorjaar van 1841 te Mastland
in het huis van mijn' voorganger geïnstalleerd was.