VAN PIERRE DU MEADX. 47 tien had wezen inwinnen, het was omdat ik, we tende dat hij hier veel practiseerdegevreesd had geen onpartijdigen berigtgever in hem te zullen vin den. Ik had mij daarin bedrogenvan Beveren kende geen jalousie de métier. Ik wistzeide hij later dat iemand te Mastland moest komen en nie mand kon mij aangenamer wezen dan gij." Wij werden spoedig vertrouwde vrienden. Hij was mijn meerdere in wijsheid, in jaren en in kunde. Veel heb ik hem te danken, en indien hij zooveel bij mij niet vond als ik bij hem, hij vond toch wat op aarde zoo schaars te vinden is: ware vriendschap. Wij zouden elkander meer gezien hebben maar in ons beroep durft men zich naauwelijks van zijn stand plaats verwijderenen men is alsdan nog altijd ge jaagd ongerust. Ik ontveinsde het mij-zelven zoo lang ik konwant het was eene bittere teleurstelling, maar de conver satie met den dominé viel tegen. Hij kwam mij zel den bezoeken en het bleek mij ook weldra, dat mijne visites niet altijd aangenaam waren, zoodat ik mij terugtrok. Soms bragten wij te zamen genoegelijke uren in wetenschappelijke gesprekken door, en scheen hij ook smaak in mijn gezelschap te vinden; maar op andere tijden taquineerde hij mij door op de ge neeskunde te schimpen en door eene overdrevene lofrede op mijnen voorganger te houden. Ik kon nu zulke spotternij wel verdragen en ook den lof wel dulden op dien guter alterofschoon hij een breke been in zijn vak was geweestmaar in de gedurige herhaling daarvan meende ik eene vijandige gezind-

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 87