VAN PIERRE DU MEAUX.
49
nagezien en zich overtuigd dat thans niet minder
menschen stierven dan toen van Pulveren hier prac-
tiseerde. Ik moest die statistiek wraken, als loo-
pcndewat mijne praktijk betrof, over een te kort
tijdvak. Toen ging het op de gansche geneeskunde
los: de aarde bedekte de misslagen der geneeshee-
renal de vorderingen in hun vak waren slechts
veranderingen van stelselzij waren het oneens on
der elkanderen de zieken bij wie het wasexpe
rimenturn in corpore viliwaren de slagtoffers van
hunne onderlinge twisten.
Deze twee laatste beschuldigingen schenen mij eer
der de godgeleerdheid te moeten treffen dan de ge
neeskunde en daardoor werd ik ongelukkig van ver
dediger, aanvaller. Waar blijken ons leeken, zeide
ik, de vorderingen der theologie? De laatste druk
onzer kerkboeken is nog dezelfde als voor twee hon
derd jaren, de Evangelische gezangen daargelaten;
en de dogmatiek wordt ons gepredikt naar een leid-
diaad, die eerlang zijn driehonderdsten verjaardag
kan vieren. De uitlegkunde laat ons nog even als
vroeger, verlegen omtrent vele moeijelijke bijbelplaat
sen, en ik bragt er ongelukkig eenige bij waarmede,
zoo als ik later vernamde ongeloovigen den spot
drijven. Het voegt wel het allerminst aan godge
leerden om aan de geneeskundigen hunne verdeeld
heid van gevoelens te verwijten, daar die bij hen
nog grooter ishetgeen zeide ikmij onverklaar
baar voorkwamdaar zij in hun vak eene goddelijke
openbaring hebben, die wij in het onze missen; en
wat men ook omtrent de moorddadigheid der ee-
1856.