50 UIT DE GEDENKSCHRIFTEN neeskunde beweerdede onderlinge twisten der ge- neesheeren waren zeker het menschdom nooit zoo duur komen te staan als de godsdienst-oorlogendie het gevolg waren geweest van de twisten der god geleerden. O wee mij! De dominé had mij ongestoord laten doordraven, maar zijne scherts had thans uit. Hij behandelde mij als een volslagen ongeloovigeen hield mij eene lange rede over de voortreffelijkheid en zekerheid der goddelijke openbaring. Te vergeefs trachtte ik hem te beduiden dat ik daarvan volkomen overtuigd washij was niet van de gedachte te bren gen dat ik een ongeloovige was. Op mijne aanhou dende tegenspraak zeide hij eindelijk, dat hij daar van meer wist, zonder mij hiervan eenige ophelde ring te willen geven. Dat noem ik jou er de malheur. Te Ploegzee heette ik een Roomsche; hier was ik thans een ongeloovige. O, mijn schoonvader! welke verwijten heb ik niet van u te duchten nu ik het hier weêr met den dominé verdorven heb Ik raadde intusschen te vergeefs naar den zin der woorden van Z. W. Eerwaarde dat hij van mijn ongeloof meer wist, toen mijne vrouw mij herinnerde, dat ik meester Baljou eens met eene tamelijk profane spotternij van mij had afgestooten, en dat deze als een aanbrenger bij den dominé be kend stond. Inderdaad dit moest het geval wezen. Die schoolmeestereven als vroeger de oude van Pulveren was een slaafsche bewonderaar en laffe vleijer van onzen leeraarbij wien hij plasdankjes zocht te behalen niet alleen door allerlei voorko-

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 90