VAN PIERRE DU MEAUX. 51 raendheid en door het bewijzen van kleine diensten maar ook door het aanbrengen van alle nieuwtjes en praatjes. Hij was overigens een man van geringe kunde die a tort et a travers altijd over geleerdheid of godsdienst praatte. Eens dat hij mij met zijne armzalige theologie verveeldehad ik daaraan een einde gemaakt door eene uitdrukking die hem er gerde, en inderdaad ook moest ergeren. Eene andere onaangenaamheid wachtte mij. Ik had gedacht hier geen concurrent te zullen hebben maar dit viel anders uit. Duifhuis die al gedurende de ziekte en na den dood van mijn voorganger ge- docterd had, had dit ook na mijne komst alhier nooit geheel gelaten. Het was echter te nietig om er mij aan gelegen te latenmaar thans begon het te grof te gaan. Eenige mijner patiënten hadden mijne rekening te hoog gevonden, en van dezen zochten sommigen thans hun toevlugt bij Duifiiuis. Men moet weten dat de oude van Pulveren hier bij velen voor een zoo gering honorarium gepractiseerd had dat hij daardoor ons vak vernederdegeen wonder dus dat mijne rekeningen spoedig te hoog werden ge vonden vooral bij diegenen die vonden dat ik te veel den heer uithing, en dat het een verkeerde trots van mij was van niet te willen scheren. Ik ging bij den burgemeester over Duifhuis klagen, maar deze beweerde dat de zaak hem niet aanging. Ik trachtte te vergeefs hem te betoogen dat aan de ge meentebesturen jaarlijks de lijst der bevoegde ge- nee3kunstoofenaren wordt gezonden, opdat zij weten zouden wie zij moesten dulden of weren. De ergste

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 91