DE WINTER. 3. 3oüse. DOOR Hoe bar is de winterhoe grimmig en guur Hoe snerpend en kil zijn de vlagen Hoe streng is de koude van 't nachtelijk uur, Hoe droevig en duister de dagen! Verdord is de plant en gestold is de beek Natuur zit verkleumd eu bestorven en bleek Met 't doodkleed des winters omhangen De treurige vogel vliegt angstig in 't rond, Het sneeuwkleedgespreid op den ijzeren grond Heeft bloemen en planten vervangen. Geen vee zoekt de weiden.Geen zanger van't woud Verheft zijne vlugt tot den hemel. Al wat thans het oog in het ledig aanschouwt, Is 't wislende sneeuvvvlokgewemel. O waarom o winterzoo grimmigzoo guur P Aihoor toch de klagt der verkleumde natuur Zij beeft voor uw geeslende roede. Spaar 't jeugdige kiempje der aarde vertrouwd Waar wachtend de landman zijn hope op bouwt; Aimatig uw snerpende woede O Vader der Schepping, Die 't stormen gebiedt, Uw hand druipt van weldaad en zegen

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1856 | | pagina 97