te schepe gekomen, tot op een uur van Aarden burg, zonder dat die van binnen daar iets van wisten, of tijding van de landlieden kregen. Deze aanslag is den 31 Januarij, ten elf ure voor den middag, ontdekt geworden." Wij merken hierbij alleenlijk nog aan, dat de heer vanLENNEpindeVoornaamste geschiedenis sen v an Noord-Nederland enz. II, 3, bl. 455, den aanslag en zijne ontdekking op bijna gelijke wijze vermeldt. Na de mededeeling van het bovenstaande kon wel geen billijke twijfel meer bestaan aan de echt heid van het verhaal, schoon de ontdekking van een oorspronkelijk handschriftelijk getuigenis nog immer gewenscht bleef. Dit getuigenis de notel- boeken van Aardenburgs magistraat zwijgen gan- schelijk van het voorval vonden wij in een re quest door genoemd stadsbestuur den hoogmogen- den heeren, de staten-generaal der Vereenigde Nederlanden, ten jare 1643, derhalve slechts twee jaar na den bewusten aanslag, aangeboden. In dit smeekschrift, betrekking hebbende op het houden van de prediking of vermaning der Doopsgezin den binnen Aardenburg, verzoekt de magistraat, dat zulks aan dezen mogt geweigerd worden, en hun gelast, hunne vergadering te houden buiten Aardenburg, op de procliie van Onze-A rouwe Be zuiden, alwaar hun vermaanhuis stond, en waar- MISLUKTE AANSLAG

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1857 | | pagina 102