bij de bevelhebbers. De mogendheden toch, die
volgens de verbindtenissen het bestuur van de
3N ederlanden als een rijk hadden moeten handha
ven, wilden in den beginne niet tussclien beide
treden, om den opstand in de zuidelijke gewesten
te breidelen, maar waren tusschen beide gekomen,
zoodra op de grenzen van de van ouds vereenig-
de provinciën ernstige tegenstand geboden werd
en het te voorzien was, dat eene der beide par
tijen zoude zegevieren. Er was toen aan beide par
tijen opgelegd, zich te houden op de standplaat
sen, waar zij zich bevonden. Geen wonder! De
mogendheid, die alles leidde, beoogde de schei
ding van het toen bestuurde rijk. Al de Ne
derlanden, tot éénen staat vereenigd, zouden te
magtig geworden zijn.
Men was dus reeds lang gewoon op elkander te
turen, zonder te vechten; men stelde vast, dat de
pen alles zoude afdoen.
De landlieden te paard, die tot het overbren
gen van bevelen bij het hoofdkwartier dienst deden,
renden henen met brieven aan de verschillende
corpsen, maar niemand wist den inhoud, dan
die in het bureau des districts-commandanten
werkzaam waren.
Ook de bezetting van Oostburg, bestaande, be
halve de vrijwillig gewapende burgers, uit eenige
compagniën der 9de afdeeling met den staf der-
HERINNERINGEN
69