herinneringen 7 9 voorposten van Oostburg aan liet eind van den Grooten Dam, genaakten. „Langs eenen akeligen bollen weg, die onder water stond," zeide kapitein deinema. „Ik vreesde dat de kerel verdwaald was, of ons opzettelijk misgeleidde. Ik zeide hem, dat als hij ons bij de Belgen bragt, ik hem overhoop zoude schieten.-" -Deze manschap kon te Oostburg niet binnen gelaten worden. De bruggen werden des avonds weggenomen, en de wachten mogten'niemand door laten, zonder verlof. Het volk was intusschen nat en vermoeid, zoodat kapitein deinema het geraden \ond, omstreeks 11 ure, hun eenige rust te gun nen, in de schuur der hofstede, aan den Maagden berg; en alzoo eerst des ochtends vroeg te Sluis aankwam, alwaar, zoo als nader zal blijken, het hem niet vergund werd lang te blijven. De 5 de Augustus was een dag van rumoer en verwarring. Had de kolonel verkeerde uitdruk kingen in zijne orders gebruikt? Had men hem opzettelijk iets laten teekenen, dat hij niet bedoel de, en verontrustende geruchten verzonnen, om de verwarring te vermeêren? De officier, die hem in alles behulpzaam moest zijn, heeft zich eens la ten ontvallen, dat men den kolonel alles konde doen teekenen, als men hem wist driftig te ma ken, want, dat hij dan zijnen naam zette, zonder de stukken te lezen. Ik kan het gebeurde niet

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1857 | | pagina 119