88
de luitenant voor, zijnen last te volvoeren; van
zijne aardwerkers waren er slechts drie overgebleven
hebbende de overige de vlugt genomen
en van deze kon slechts één zwemmen; maar van
het krijgsvolk boden zich nog vier aan, die zich
tot op de onderbroek ontkleedden, hunne spaden
over het water wierpen, en voorts zelve overzwom
men. Intusschen nam de luitenant c allen fels een
gew*eer van de manschappen, die overgezwommen
waren, om' het vuur te helpen volhouden. De Bel
gen schoten wel, maar raakten niet, maar van onze
zijde werd hun schieten beantwoord en zij kregen
gekwetsten. Het overgezwommen volk groef naar
stig; de trachel was maar smal en het water stond
hoog, zoodat, na een kwartier werkens, het water
genoegzaam in den polder vloeide en zichzelven
eenen grooteren weg baande. De gravers konden
terug komen; de zaak was bewerkstelligd in het
gezigt van den vijand, toen juist uit Aardenburg
de luitenant krol met nog 25 man tot hulp
kwam opdagen en de vijand het best vond terug
te trekken. Langs den straatweg ging men nader
hand den eeclooschen watergang doorgraven. Des
avonds stond het water reeds bijna 2 palm; des
anderen daags ruim 4 palm in den polder.
En zoo is dan de week, in welke de tiendaag-
sche veldtogt een aanvang nam, geëindigd. Ik wil
hier verpozen, hopende -als God mij het leven
HERINNERINGEN.