123 moeijelijke reis; men bad hier alle zondagen in de kerken voor hun behouden overtogt. Den 2R Eebruarij 1733 werd door commissarissen van de parochiën en wateringen in liet collegie van den Vrije geloot, welke gasten elk dergenen zou be komen, die zich bereid hadden verklaard om Salts- burgers in te nemen. Een ieder verbond zich om de hem ten deel gevallen personen af te halen. Den 9 Maart kwamen eindelijk de bannelingen ten getale van 796 personen te Nieuwerhaven 4) bij Breskens aan. Zij waren meestal van Duin berg bij Saltsburg, en worden daarom dikwijls Durnberger-Saltsburgers genoemd. Hen vergezel den de heer kütsoh, hun als commissaris toege voegd, en de leeraar g. j. fischer, die door den gevolmagtigde gallier.es, onder goedkeuring van de staten-generaal, bij hen den 1 Januarij, te ltegens- burg was aangesteld. Onder hen waren ook vier schoolmeesters. Zij werden plegtstatig verwelkomd en aangesproken. In die aanspraak werden zij tot vlijt en arbeidzaamheid aangemaand, en gewezen op het voorbeeld der fransche refugiés, aan wier ijver en werkzaamheid alle lof werd toegebragt. Het waren, zegt een hedendaagsch schrijver, mannen, allen kloek van ligchaamsbouw, eenvoudig van voorkomen, maar met harten, warm kloppende voor God en zijn' Zoon 5). Onze voorvaders, die hen met een meer prozaïsch oog beschouwden, EMIGRANTEN

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1857 | | pagina 163