127 gebrekkelijken onder hen waren, die niet kondèn arbeiden; waarom zij verlangden, dat commissaris sen naar hun collegie wierden afgevaardigd, om gezamenlijk middelen te beramen tot wering van buitensporigheden en tot voorziening in het onder steunen der gebrekkelijken. Men verzocht tevens eene lijst der emigranten, en van de huizen waar zij geherbergd waren, mitsgaders de opgaven hunner reeds gemaakte verteringen. Te Sluis gekomen, was er geen sprake van het gezamenlijk behartigen van de belangen der emigranten; integendeel de heeren van den Yrije ver klaarden dat zij en de commissarissen kutsch en pantzer 7), benevens ds. eischer door de staten waren gequalificeerd om alles voor de Saltsburgers te beredderen. Toen daarop door den griffier van Nieuwvliet, servaas lore, afschrift werd gevraagd van eene dusdanige magtiging, werd die geweigerd. Van den anderen kant wilden de commissarissen van Nieuwvliet geene opgave doen van de gemaakte teerkosten, verklarende zij zich te houden aan hunne verbindtenis van den 28 Augustus 1782, om de emigranten op hunne kosten te voeden en te herbergen, tot dat zij in staat zouden zijn door den arbeid in hunne behoeften te voorzien. Het raadselachtig gedrag van de heeren van den Yrije werd weldra opgehelderd. Omtrent het midden van Mei ontviner men afschrift van eeu EMIGRANTEN

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1857 | | pagina 167