178 Ziedaar eene meer dan voldoende reden, waarom hij het zuidelijk en zuidwestelijk deel van Frank rijk doorkruist. ïe Saintes in Saintonge (tegenwoordig het dept. Bas-Charente) bezocht hij den tuin van den bis schop; te Brissaire in Poitou (dept.. denx-Sèvres) vond hij de Rosa eglanteria L, in een boschje in het wild groeijende, en in den omtrek van Vitre in Bretagne (dept. Ille et Vilaine) zag hij de fluweelroos in menigte. Ook Zuid-Braband wercfbezocht en de beide Vlaan- derens werden vooral niet vergeten, waar de velden tusschen Gend en Brugge en tusschen Yperen en de oostzijde van Dixmuiden hem bovenal dierbaar zijn, omdat M4TBVS -HOKDIUS Langiièiloc licht mij ia sin, Als ick hier te midden in Gaen met vreught herbarisereu, Of Provence weert'om eeren. Clusius, den grooten helt, En vergat niet op dit velt Om met een sijn voet te setten, Voor soo veel hij conde letten, En den tijd verdragen conde, (Daer sijn hert al buiten lant Beysde alom ter deser stonde En niet in ons Vlaanderlant.) Als hij eerst uyt Spagnien quam, En alhier sijn reyie nam 14).

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1857 | | pagina 218