181 Hij wil de natuur niet zoo zeer uit boeken, als wel in de natuur zelve bestudeerd hebben, zijnde daarin ten allen tijde de grootste werken van onzen Schepper overal ten toon gespreid. Kan het iemand, na al het bijgebragte nu nog bevreemden, dat de man, die geheel en al in de vrije natuur te huis behoorde, haar alom trachtte te leeren kennen en een groot gedeelte zijns levens en van zijne middelen tot hare beoefening veil had, zoo zeer met het buitenleven was ingenomen, dat dit steeds zijne liefste wenschen kon bevredigen? Wij vernemen dan ook, van al hetgeen hij in zijnen eersten „ganck, het ste-leven vergeleken bij het buytenleven," tegen het stadsleven en voor het buitenleven, 't is waar niet altijd zonder over- PETRUS HONDUJS Cortom, onsen God en Heer Geeft gheen ziekte, quaal of seer, Of geeft oock de medicijn© Voor de sieckte en voor de pijne. Heeft de groote medicijn Niet de cruyden, die daer sijn, Vol van cracht en groot van weerden, Overal gesaayt op eerden? Den grooten hof, in 'topenbaer geplant De velden door, met Godes eyghen hant, Is boven al de reste ver te loven, Als magazijn van al de ander hoven. Geen bloem noch crnyt en werd in stê geplant, Dat niet te voor gehaelt is uyt het lant; En dezen hof, verspreit aen alle houcken In schoon gelaet, dient ons voor cruyde boucken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1857 | | pagina 221