SCHEMERAVOND. Die, als de tolk van 't diep gevoel, Het vol gemoed ontvloeit, En ons naar liooger kringen voert, Als van liet aardsche ontboeid. Gelijk de kostbre hemeldauw En veld en bloem verkwikt, Zoo laaft zij 't vurig smachtend hart, Dat onder 't leed verstikt. Ik weet niet, welk een teer gevoel Dan opwelt in mijn ziel; Ik zie 5t verleden voor mijn geest, Al wat te beurt mij' viel. Ik zie mijn eerste kindschheid weer, De dagen mijner jeugd, En 'tgeen mij in dien schoonen tijd Gestreeld heeft en verheugd. Ik zie, hoe mij de mirtenkroon Werd om het hoofd gehecht: Hoe dat de reine vriendschapshand Mij lieve kransen vlecht. 'k Aanschouw de zachte beeld'nis ook Van hem, wiens teedre gloed Het eerst de liefdevlam ontstak In 't maagdelijk gemoed.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1857 | | pagina 230