194 werk, menschenhoofden, dierenkoppen, wapenen en jagttuig. Vooral muntte daarin uit eene zaal, die, waren de dorpels der ramen niet te hoog geweest, en hadde men door de geschilderde glasruiten kun nen heenzien, het uitzigt zou hebben gehad op de ruime binnenplaats, waar het niet ontbrak aan hon denhokken en valkenkooijen. Het was naar den smaak van dien tijd eene prachtige zaal. De groote, van een breeden mantel voorziene schoorsteen werd gedragen door heerlijk gevlamde kolotnmen van fijn marmer. De knoppen der rijk gebeitelde deuren waren van zilver. Van het zelfde metaal waren pullen en kroezen, teljooren en pronkbekers, ge plaatst op een buffet van fijn ebbenhout, dat glom als een spiegel. In het midden der zaal stond op den van vele fijne houtsoorten ingelegden vloer eene kostbare tafel met gedraaide pooten, bedekt meu een korenblaauw fluweelen kleed, gedrapeerd met gouden galonnen en tressen, in het midden geborduurd met een wapen, welks kwartieren men bij paren of afzonderlijk ook vond op het midden van de paneelen aan den wand. Het was in het kort een vorstelijk vertrek, dat niet dan aan iemand van hoogen huize en grooten rijkdom kon toebehooren. Aanzienlijk en vermogend is ook de huisheer, dien wij, op eenen namiddag in het begin van Augustus des jaars 1492, zien zitten op eenen der rijk versierde leuningstoelen aan de tafel, op welken VADER EN ZOON.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1857 | | pagina 234