301 drag, ja eedbreuk van maximiliaan, voor mijn zoon voldoende oorzaak zij om het sterke Sluis tegen diens troepen te verdedigen. Daarvan is nu geen sprake. Mijn zoon heeft redenen, waarvan nu geen melden oirbaar is, om den aartshertog geen goed hart toe te dragen; redenen, die gij, zoo gij ze kendet, althans zoudt eerbiedigen. Maar dat alles, ik herhaal liet, doet niets ter zake, en leidt u, naar het schijnt, af van uwe boodschap." Met deze woorden gaf hij met de hand een teeken, zooveel zeggende als: dat de burgemeester zou komen tot het openen van zijnen last. Deze begreep dien wenk en sprak Hetgeen gij laaf st zegt, heer, beneemt mij bijna den moed tot spreken, want ik kan het ant woord voorzien. Het zal weigering zijn naar ik moet vreezen." Gij schijnt niet te durven uiten, wat gij hebt op u' genomen," zeide heer adole wat kortaf. Zoo is het niet, heer. Mijn last is, kort en goed, al uw' invloed op uwen zoon te willen aan wenden, dat hij Sluis overgeve." Dat hij Sluis overgeve vroeg de edelman verwonderd, en hij herhaalde: ,,-dat hij Sluis over geve? En waartoe dat?" „Lang kan de stad het toch niet houden," was cats' wederantwoord. Wat hertog ai.brecxit met de veste doen zal, als hij haar verovert, kan wel VADER EN ZOON".

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1857 | | pagina 241