meester, maar van den treurenden vader. Gij zijt
ook vader en zult mij verstaan. Ik smeek u, be
weeg uwen zoon tot de overgave. Yreeselijk zou
zijn lot zijn, als de Sakser de stad innam. Spaar
u liet treurtooneel, dat uw vaderlijk hart zou wach
ten. Ik weet er van te spreken, wat wreedheid
de woestelingen drijft, die meester worden van eene
stad. Gij weet immers, heer, hoe het kaas- en
broodvolk in Haarlem huis gehouden heeft. Gij
weet immers het ontzettende lot van claas van
ruuven 4), den ongelukkigen man van mijne
rampzalige dochter; hoe het den onmenschen niet
genoeg was, hem te vermoorden, maar dat mijne
Maria zijn lijk, in stukken gehouwen, heeft te huis
gekregen met dat gruwelijke briefje
De brave man rilde en groote tranen vielen op
zijn gewaad.
Nog eens, heer," sprak hij snikkende, God
en de heiligen weten, wat uwen zoon wacht, als
Sluis valt en hij, die bovendien onder den rijksban
ligt, een gevangen man wordt."
In warme taal sprak heer adolf zijne deel
neming uit met den zwaar beproefden vader en
herhaalde zijne belofte, om ernstig over de zaak
te zullen denken.
VADER EN ZOON.
203
„O vrouwken van etjijven,
A.en dese boutkens zuldy kluyven."