211 bezetting eener ingenomen stad toefde. Hij kon het, ja, nog lang houden; maar zou, als hij eindelijk genood zaakt was te kapituleren, de saksische veldheer nog te bewegen zijn tot voorwaarden, zoo gunstig als nu zijn vader had laten doorschemeren, dat welligt zouden te bedingen zijn? Filips begon te wankelen en naar onderhan delingen te neigen, die het immers altijd nog tijd was af te breken, bijaldien zij hem niet smaakten. Doch in die zelfde oogenblikken gebeurde er iets, dat een einde aan zijn weifelen maakte en zijn besluit onherroepelijk bepaalde. Een zijner hoplieden trad binnen en meldde, dat een man uit de bezetting, met name sijion, een afzonderlijk onderhoud met den opperbevel hebber begeerde. Wat heeft hij te zeggen?" vroeg deze, niet zonder wrevel, dat hij gestoord werd in zijne overleggingen. Dat wil hij aan niemand openbaren, dan aan u," was des hopmans bescheid. Het moet iets gewigtigs zijn, naar het schijnt, maar hij wil geen woord loslaten." Is hem iets wedervaren? Heeft hij, bijvoorbeeld,' straf gehad, zoodat hij reden heeft om zich te be klagen, of zoo iets?" „In het minst niet," antwoordde de hopman, Hij trede binnen," beval filips; en spoedig zat siron tegenover hem, VADER EN ZOON.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1857 | | pagina 251