s
van geheime overhelling tot die gevoelens verdacht
hield. En waarlijk, de Doopsgezinden, inJ hunne
belijdenissen, bij de voorstelling van de leer der
driëëenheid, de niet schriftuurmatige woorden per
soon en wezen verwijderende, met de uiterste streng
heid verwerpende alles waarvoor zij in de Heilige
Schrift geen' grond meenden te vinden, derhalve
zich immer van algemeene bijbelsche uitdrukkingen
bedienende, moesten wel argwaan wekken bij hen,
die meer of min als de Christen in bilderduks
Marokkane, des mensclien zaligheid verbonden
achtten aan zijn geloof in God, als A7ader, Zoon
en Heiligen Geest. Dat de sociniaansche dwalin
gen particulier onder de Mennonieten schenen in
te kruipen," daarvan levert de geschiedenis dei-
kleine aardenburgsche doopsgezind^ gemeente een
opmerkelijk blijk. Ghysel hebberecht, vermaner
bij de gemelde gemeente, werd door den ijverenden
petrus buceüs, leeraar der Hervormden, den 16
Eebruarij 16-60 voor den magistraat te Aardenburg
beschuldigd van tegen- het plakaat van hunne
hoog mogenden, in dato den 30 December 1659
nu onlangs afgelezen te vermanen en te prediken,
rakende tot distructie van de heilige drievul
digheid, volgens de préparatoire depositiën, daarvan
zijnde, verzoekende, dat daarin mogt worden voor
zien tot wering van dergelijke opinien 3)." Heb
berecht toch had zich onderwonden, den 8 February
GHYSEL HEBBERECHT.