GHYSEL HEBBERECHT. 13 vmdl^.de archieven der gemeente Aardenburg. Doe en du mox waren Vogst waarschijnlijk Hervormden. Ten jare 1663 en 1664 was een joos de vreese armverzorger hij dc Doopsgezinden. 5) Behalve onverdraagzaamheid op het punt der godsdienst kunnen hiervoor ook nog andere redenen bestaan hebben. Op merkelijk komt ons ten minste voor, wat we in het register van de handelingen van Aardenburgs magistraat, onder dagteekening van 2 Februarij 1660, geboekt vinden, en hier willen mededeelen: jan snouaert, geboren te Middelburg in Zeeland, gedagvaard zijnde om te doen den burgelijken eed of belofte volgens het formulier, als andere Mennonieten; dewelke snouaert, nadien hem de belofte van getrouwheid was voorgelezen, heeft geweigerd dezelve belofte te doen, verklarende, dat daarin hem niets was obstcrende, dan alleenlijk, dat hij zoude volgens 't voorzeide for mulier moeten overbrengen en bekend maken de conspiratien tegen 'tgemeene land en deze stad, 't welk te doen hij niet 'was genegen." Hoe gunstig steekt hij deze weigering het gedrag van ohysel hebberecht af, die, de eerste kondschap krijgende van den, aanslag der Franschen op Aardenburg, in 1672, zulks der overheid kenbaar maakte! Er schijnen echter te dien tijde in Aardenburg meer personen geweest te zijn, die slechts met zekere restrictiën, de burgerlijke belofte doen wilden. Drie dagen na de weigring van snouaert, kebruarij 1660, lezen wij toch het volgende: jacob jansen "SCIIAEKcelaer, wonende binnen deze stad, gedagvaard zijnde om de burgelijke belofte te doen, als andere burgers dezer stad Aardenburg, heeft verklaard en geantwoord te willen affirmeren en verklaren, voor zooveel het zijne consciëntie niet raakt noch prejudicieert, en specialijk op het punt, staande in 't formulier van de belofte als volgt: „alsmede al 'tgeen dat tot mijne kennis zal komen, strekkende tot prejuditie en achterdeel van den staat en unie dezer vereenigde Nederlanden, en particulierlijk der stad Aardenburg, getrouwelijk te ontdekken, zoo aan den heer commandeur,als aan baljuw, burgemeesteren enscliepenenrespectieve der stad Aardenburg," en heeft jacob schaeckelaer op dit punt verklaard, 't zelve te zullen ontdekken, maar zooveel tijd

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1857 | | pagina 53