DE PARADE TE MIDDERNACHT A
DOOR
G. P. BOOS.
Des nachts om twaalf uren
Verlaat de tamboer zijn graf,
Doet met zijn trommel de ronde,
Roffelend op en af.
Met zijn ontvleesde knoken
Roffelt hij nimmer moe,
Slaat menig davrende roffel,
Reveilles of taptoe!
De trommel klinkt zoo bijzonder,
Dringt in de graven zelfs door,
De oude soldaten ontwaken
En treden gewapend voor!
Die van het verre noorden,
Het koud bevroren oord,
En die in 't zuiden slapen,
Zij treden almede hervoort!
Van onder 'tslib des Nijlstrooms
En 'theet arabisch zand
Verschijnen zij uit hunne graven,
En nemen de wapens ter hand.
Des nachts om twaalf uren
Verlaat de trompetter zijn graf,
En schetterend klinkt zijn speeltuig,
Schetterend op en af.
Daar nadert op moedige rossen
Der doode ruiteren rei,
Die oude bloedige strijders,
Van wapenen menigerlei.