16 DE PARADE TE MIDDERNACHT. Uit, wit gebleekte schedels Straalt menig vurig oog; Nog zwaaijen de knook'rige vuisten De blinkende zwaarden omhoog! Des nachts om twaalf uren Verlaat de veldheer zijn graf, En komt tot de rijen gereden, Omgeven van heel zijnen staf. Hij draagt een driekant hoedjen, En nedrig is heel zijn kleedij; Een kleine en eenvoudige degen Hangt vreedzaam den veldheer ter zij. Het bleeke licht der mane Verlicht de breede baan, De man met het driekant hoedjen Ziet zijne soldaten aan. Hij wenkt zij presenteren En schouderen het geweer; Bij 't klinken van 't sombere speeltuig Verzamelt zich 'tgansche heer. Maarschalken en generalen Formeren zich tot eenen kring; De veldheer fluistert een woordjen, Dat weldra de rijen doordringt. Dat woord klinkt luid in 'tronde; 't Herhaalt zich voor en na Frankrijk" is het wachtwoord, 'tWederwoord „Sint Helena!" Dit is de groote parade, Die in 'tElyseesch woud, Des nachts om twaalf uren De doode keizer houdt! Naar j. g. von sedlitz.

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1857 | | pagina 56