béne wijze verontrusten en lastig vallen, 'i Is nog zoo lang niet geleden, of oude menschen weten t zich noch te herinneren, dat ook in onze streken Heidens, al waren 't niet groote troepen als wel eer, gezien werden. Maar in vorige eeuwen waren zij in dit deel van het oude Vlaanderen menigvuldig. De onvermoeide onderzoeker der gesteldheid en geschiedenis van den grond, dien wij bewonen, mr. j. Egberts risseeuw, heeft in het jaarboekje Zeeland voor 1853, bl. 3 en verv., een opstel ge leverd over de Heidens in Siaats-Vlaanderen, dat alleszins verdient nagelezen te worden, en waaruit blijkt dat ook te Oostburg in 1526, 1529 en omstreeks dien tijd de Heidens zich ophielden. Ook waren zij er omstreeks 1618 en in 1726. Zoo behelst mede een plakkaat der staten-generaal van 31 Januarij 1695 verordeningen tegen „land- loopers, vagebonden en bedelaars, onder den naam van Heidenen, JÜgyptenaren of anderzins," in het district van de generaliteit;" en van hen wordt gezegd, dat zij voornamelijk ten platten lande in zeer grooten getale bij den anderen vergaderen en van de eene naar de andere plaats troepsgewijze passeren, en onderwege, of waar zij blijven liggen, vele moedwilligheden, dieverijen en publiek geweld bedrijven, en dat zij dikwijls, met schiet- of zijdge weer gewapend zijnde, den huislieden allerhande overlast aandoen, hen dreigen te zullen brand- AANGAANDE ST. ANNA TEE HUIDEN. 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1857 | | pagina 67