IN ZIJN VROEGE REN TOESTAND BESCHOUWD 17 willen mededeelen, zoo tot meerdere bekendmaking als om die te beter in aandenken te doen blijven. Tot dat einde aarzelen wij niet hier de rijmre gelen te laten volgen, welke, hoe gebrekkig ook in vorm, evenwel om den geschiedkundigen inhoud, en hunne vervaardiging door een' ooggetuige, der opname niet geheel onwaardig mogen geacht wor den. Zij zijn opgesteld toen, bij gelegenheid van de plegtige viering van het honderdjarig be staan des kerkgebouws te Zaamslag op den 27 Januarij 1758, de predikant ds. cornblius van oosterwijk eene jubelrede hield naar aanleiding van Ps. 77, vers 12 en 13, 14) door den Axelschen leeraar ds. jona van middelhoven, die, tijdens zijn vader ds. michael van middel hoven, als predikant te Zaamslag stond, den 17 October 1685 aldaar geboren werd, en dus uit zijnen kindschen leeftijd zich den bouwvallig ge worden toren en de slooping zoo van dezen als van de geringe overblijfselen des kasteels nog zeer goed kon herinneren. Zij luiden dus: „'Niets heeft zoo'groote kragt, als oude nijd'ge tijd, Die 't ijser en den steen verteert en ganscli verslijt, Ja 't allergrootst gebouw kan tot den grond vernielen, d' Onsterfelijkheid heeft God, en geeft die ook aan zielen. Als men veel kaarten siet Yind ik 't dorp van Zaamslag niet, Maar een hoogen vasten toren Op een berg, alsoo gij zult hooren,

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1857 | | pagina 87