Met behulp van dit rijm en de daarbij gevoeg-' f aantee^ngen van den verzamelaar, weten 4 dan nu, dat de toren, die door zijne Wte aln het havenhoofd te Vlissingen zigtbaar was en den uppers op hunne vaart in het Hellegat tot ba il 1C" e' m 1097 ls gesloopt geworden, bij ren heeft g f doodsb-nde- ren heeft gevonden- dat hij van eene menigte ge- schutgaten en andere openingen tot afwering van den vtjand voorzien was, eene vierkante gedaante, zware muren en eénen omtrek van meer dan 60 voeten (ongeveer 20 ned. ellen) had, en dat by den ingang, beneden in den toren, zich on kere hoogte een steenen gewelf bevond, dat tot gevangenis had gediend, blijkens de zware kete nen nog aan den grond vastgeIlecH ast een oven aanwezig was tot het bakken van broo voor de bezetling 15). Alleen de berg of oog e, waarop de toren gesticht was, bleef bestaan, IN ZIJN YROEOEREN TOESTAND BESCHOUWD. 51 Om te zien de dorpskringen, Was 't voornamelijk bedacht, Dat men ze op den berg bragt, Om 't gesigte te vermaken, Niet alleen met dat zeebaken, Maar ook het omleggende land, Of men had een kaart in d'hand. Om nu 't doelwit wel te raken, Laat ons al de aardsche saken Aansien als veranderlijk, En meest soeken 't kemelrijk I"

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1857 | | pagina 91