DEE SLUIZENAEEN OPSTAND. 55 T atusschen was maeia van Bourgondië den 19 den. Augustus met maximiliaan van Oostenrijk in het huwe lijk getreden. Met krachtige hand vatte deze de teugels des bevinds, en stelde het zich ten eersten pligt den overmoed der oproerige poorters te fnuiken en een einde aan den opstand te maken. Jan van Bourgondië, heer van Elveidinge en Vlamerdinge, souverein-baljuw van Vlaanderen, begaf zich onverwachts naar Sluis, deed zoo men w'l gebruik makende van de gelegenheid die eene plegtige processie hem daartoe aanbood de ge vangenis met geweld open slaan en voerde de gegijzel den ijlings nair Gend. Moet het ons bevreemden, dat deze handeling nieuwe onlusten in de beroerde stad verwekte? Waar bleef nu de bescherming van dat mag- tige Brugge, waarop men zoo gehoopt, waarvoor men zijne onafhankelijkheid had opgeofferd, schreeuwde de dolle schaar. Men had, ja, de rekeningen der stad na gezien en de schandelijke daden der regeringsleden ont dekt, maar wat was daartegen geschied? Wat was er van hunne straf geworden? De heeren van Brugge waren ook al goed om de Sluizenaren te bekeuren en te beboeten, en tot hun eigen voordeel onder den duim te houden. Moest men daarom met hen zoo lustig ten strijde trekken tegen de Eranschen? Waarom handhaafden zij nu het regt der verdrukte poorters niet tegen eene schraapzuchtige overheid Zulk eene bescherming, riep een uit de menigte, is geene bescherming, en, voegde hij er bij, terwijl hij zijnen hamer ophief om joost van iialewijn, 's graven baljuw te Sluis daarmede te treffen, 't ware nog beter den koning van Frankrijk te dienen!

Tijdschriftenbank Zeeland

Cadsandria | 1858 | | pagina 101